Uit de slagerij, een kerstverhaal

De NoorderlingenRegelmatig ging ik met mijn moeder mee boodschappen doen. Toen ik klein was. Ik schat dat ik een jaar of acht ben als ik alleen naar de slager ga. De slagerij staat in de binnenstad van Hattem. Slagerij van Dooren zo is de winkel genoemd. Het is er altijd koud binnen. Ik denk dat het komt door de vele koelmachines die aan staan. De vitrine waar de slager achter staat ligt vol met vlees en regelmatig schuift hij de glazen panelen aan zijn kant terzijde om er het door de klant gewenste vlees uit te pakken. Ik denk niet dat er een verwarming hangt in de wit betegelde ruimte. De slager achter de vitrine is een toonbeeld van Hollands Welvaart. Hij straalt vertrouwen uit en heeft blosjes op zijn wangen. Onder zijn witte jas heeft hij dikke kleding zitten om hem te beschermen tegen de kou.

In zijn gezicht is te zien dat het niet alleen de kleding is die hem zo vol doet lijken. Ik denk dat hij ’s avonds niet één maar twee gehaktballen te eten krijgt en dat hij daar volop van geniet. Het is een vrolijke man die slager. Hij is gul in het leeggieten van zijn fles met vrolijkheid over de klanten die hem bezoeken. Bij ieder bezoek hoop ik dat zijn vrolijkheid maar naar mij gericht mag zijn. Een beetje flirterig en gewaagd is zijn vrolijkheid ook. Maar hij ziet mij niet altijd staan. Hoe kan het ook. Ik kom geen vlees kopen, ik ben vaak maar met mijn moeder mee en kijk wat er allemaal gebeurt. Het hoogtepunt voor mij is wel dat hij een dikke plak leverworst voor mij snijdt waar ik zelf de plasticfolie af moet halen voor ik het opeet. Hij buigt zich dan over de vitrine heen om het mij aan te reiken, daar waar hij het vlees voor zijn klanten op de vitrine legt. Hij buigt zich naar mij! Maar het is niet zo dat ik altijd leverworst krijg. De hoop op leverworst is er wel altijd bij mij.

Een jaar of acht ben ik als ik alleen een boodschap in de slagerij kom doen. Mijn fiets zet ik voor de winkel. In die tijd zet ik de fiets niet op slot. Dat ging altijd goed in die zin dat de fiets gewoon bleef staan waar ik hem had neergezet. Later toen ik ging studeren in Utrecht zou ik twee sloten gebruiken waarvan één slot verbinding maakte met iets wat niet makkelijk te verplaatsen is. Een lantarenpaal bij voorbeeld. Die tijd in Utrecht en die manier van op slot zetten zou mij ieder jaar één fiets kosten die niet bleef staan waar ik hem had neergezet. Een briefje heb ik mee en mij is duidelijk gemaakt dat ik precies dat haal wat er op het briefje staat. Het is een belangrijke boodschap, zoveel is me duidelijk. Eigenlijk weet ik niet wat er op het briefje staat, en dat hoef ik ook niet te weten, want ik kan het gewoon aan de slager geven. Ik geef het aan hem, hij buigt zich naar mij. Als ik aan de beurt ben. Ik zie dat het erg druk is in de winkel. Drommen met mensen staan er naast elkaar en achter elkaar. Ik moet dan in de gaten houden wie er allemaal voor je is en wie er na je komt om jouw plek in de rij, die geen rij is, helder te houden. Dromen is er niet bij als je bij de slager in de rij staat.

Ik ben blij dat ik zo’n belangrijke boodschap mag doen, dat ik een beetje deel uit mag maken van de wereld van de grote mensen als zou ik in werkelijkheid niet daar zijn waar de grote mensen zijn. Het was alsof mijn leven nog niet echt was begonnen. Dat ik een training aan het volgen was. En als ik die met goed gevolg zou voltooien, dan zou het allemaal beginnen en losbarsten. In de wachtkamer van het Echte Leven, daar zat ik. Terwijl de slager druk is met een paar klanten voor mij probeer ik zijn aandacht te pakken. Ik hou hem goed in de gaten en als dan zijn blik langs mij strijkt dan hou ik mijn briefje omhoog en zeg ik dat het belangrijk is wat ik van hem wil. Hij zegt me dat dit zijn winkel, zijn orde, is en dat iedereen op zijn beurt moet wachten. De belangrijkheid van mijn boodschap verdwijnt gelijk met het idee dat ik deel zou kunnen zijn van de grote mensen. Dat ik door de kier van de wachtkamerdeur zou mogen kijken. Ik voel me kleiner dan ik ben. Hij wijst me terug naar de ingang van de winkel waar een rode rolhouder hangt en waar ik een nummertje kan krijgen. Dan weet ik wanneer ik aan de beurt ben. Ik wurm me langs alle grote lijven heen en krijg van het apparaat nummer twintig.

Nu kan ik wegglijden in dromerigheid en af en toe kijken welk nummer aan de beurt is. Ik glij weg op wat ik zie gebeuren. Ik sta wel te wachten, maar ben misschien niet echt meer in de ruimte. Af en toe zie ik wat er gebeurt tussen de slager en een klant. Als ik aan de beurt ben is de winkel leeg. Alleen ben ik met de slager. Vlak na sluitingstijd. Het is alsof hij het precies doseert over de dag heen want ik merk dat zijn fles vrolijkheid leeg is. De lege fles betekent niet dat er geen aardige man over blijft. Ik hou het briefje op en zoals hij mij leverworst aanreikt, zo pakt hij het briefje aan. De slager is zichtbaar van zijn stuk als hij leest wat er op het briefje staat. “Geen Vlees”.

Witte RustDe slager snapt er niets van. Dat ik zo’n lange tijd sta te wachten op iets wat hij mij niet kan geven. In zijn winkel, zijn orde, verkoopt hij vlees, niet-vlees is hem onbekend.  Ik vraag hem of hij zijn witte jas uit wil doen en samen met mij de winkel uit wil lopen. Als we samen buiten zijn zien we dat de winkel in zijn geheel niet in Hattem staat. Het is alleen de winkel, alles erom heen is wit. Er is niets te zien en dat is niet bedreigend. Eerder rustig. De slager en ik, we lopen weg van de winkel. Mijn fiets is weg, maar het maakt me niet uit, ik lijk hem niet meer nodig te hebben. Ik ervaar niet meer of de slager links van mij loopt of ik links van hem. Net alsof ik in bed lig en niet in staat ben mijn benen te voelen zolang ik ze niet beweeg. Ligt de linker enkel over de rechter, of andersom? Al het verlangen, naar aandacht of leverworst, is in de winkel achtergebleven zo lijkt het, en als ik even achteromkijk naar de winkel dan zie ik dat ook in de winkel de witte rust is en weet dan dat het daar ook altijd al was.

Ik wens jullie fijne feestdagen en een goed nieuw jaar, en dat je de witte rust maar in jezelf kunt vinden en behouden.

Filmtip: De Noorderlingen (1992) van Alex van Warmerdam
Luistertip: Peace piece, Bill Evans
Leestip: De Correspondent, nieuws en context voorbij de waan van de dag